Verbonden Leven

Zoek

Zoektip

Zoektip:

tik vb. Mt. 1,21-12
tik een specifieke zoekterm in (vb. engel) 

Mt.15,21-28 (5/08/2020)

In die tijd trok Jezus zich terug naar de streek van Tyrus en Sidon.
Op een gegeven ogenblik trad een Kananeese vrouw afkomstig uit dat gebied naar voren, luid roepend:
'Heb medelijden met mij, Heer, Zoon van David! Mijn dochter is van een duivel bezeten en wordt verschrikkelijk gekweld.'
Maar Hij gaf haar in het geheel geen antwoord. Toen wendden zijn leerlingen zich tot Hem met het verzoek:
'Stuur die vrouw toch weg, want ze blijft ons achterna roepen.'
Hij antwoordde: 'Ik ben alleen maar tot de verloren schapen van het huis van Israël gezonden.'
Maar de vrouw kwam naderbij, wierp zich voor zijn voeten neer en zei: 'Heer, help mij!'
Hij gaf haar ten antwoord: 'Het is niet goed het brood dat voor de kinderen bestemd is aan de honden te geven.'
'Wel waar, Heer', sprak zij,'want de honden eten immers toch ook de kruimels die van de tafel van hun meesters vallen.'
Daarop zei Jezus haar: 'Vrouw, je hebt een groot geloof! Jow verlangen wordt ingewilligd.' En van dat ogenblik was haar dochter genezen.

Persoonlijk vind ik dit een zéér merkwaardige en sprekende gebeurtenis uit Jezus’ leven.
Eigenlijk zien we hier Jezus’ geweten aan het werk; we zien hoe híj zich bekeert en zijn gedachten laat openbreken!
Jezus was op en top een Jood, inbegrepen het idee van het ‘uitverkoren volk’.
Daarom zegt hij ook: “Het is niet goed het brood dat voor de kinderen (van God = het Joodse volk) bestemd is
aan de honden (= heidenen, niet-Joden) te geven.”
Maar die Kananese (= heidense) vrouw laat niet af. Ze pakt hem in zijn eigen beeldspraak, door zich te dúrven op die ‘kleine plaats’ stellen.
Dát is pas ‘geloof’ (’t is te zeggen: vertrouwen)!
En Jezus’ sikkel valt (dat is een bijbelse munteenheid, maar hier natuurlijk ook zijn onderscheidingsvermogen):
“Vrouw (een vrouw dan ook nog eens, maar hij (h)erkent het!), je hebt een groot ‘geloof’!”
Zou ík mijn geweten zo durven laten openbreken dat ik kan zien én erkennen dat werkelijk Godsvertrouwen ook buiten mijn eigen denkkaders te vinden is?

 

Mt.15,29-37 (2/12/2020)

Jezus vertrok van daar [de kuststrook ten noordwesten van Galilea] en kwam bij het meer van Galilea
[volgens het Marcus-evangelie bij Dekapolis, ten zuidoosten van het meer, dat niet Joods was].
Hij trok de berg op en ging daar zitten [om te onderrichten].
Er kwamen heel veel mensen naar hem toe, die ook lammen, blinden, doofstommen, verminkten en vele anderen met zich mee brachten
en aan Jezus’ voeten neerlegden. En hij heelde hen. Al die mensen zagen vol verwondering dat doofstommen spraken,
verminkten gezond werden, lammen liepen en blinden zagen, en zij verheerlijkten de God van Israël.
Maar Jezus riep zijn leerlingen bij zich: “Die mensen beroeren mij tot in mijn binnenste, want ze zijn al drie dagen bij mij
en hebben niets te eten. Ik wil hen niet zonder eten wegsturen, anders bezwijken ze onderweg.”
Zijn leerlingen zeiden: “Vanwaar halen wij in dit afgelegen gebied zoveel broden om zoveel mensen voldoende te voeden?”
Jezus vroeg hun: “Hoeveel broden heb je?” Ze zeiden: “Zeven, en enkele visjes.”
Hij gebood de mensen op de grond te gaan zitten. Hij nam de zeven broden en de vissen en na gedankt te hebben [eucharistein],
brak hij ze en gaf ze aan zijn leerlingen, die ze uitdeelden aan de mensen. Allen aten en werden volop gevoed.
En toen ze de overblijvende stukken ophaalden, waren er zeven manden vol.

Hier, aan het meer van Galilea, is een menigte bijeengekomen. Mensen die zorg dragen voor elkaar (ze brachten lammen, blinden, doofstommen … met zich mee).
Mensen die betrokken zijn op elkaar. Mensen die ernaar verlangen dat de ander de kans krijgt om geheeld en bevrijd te worden.
En het gebeurt! Dankbaarheid weerklinkt. Zalig is het te mogen ervaren dat mensen geheeld en bevrijd worden, nieuwe levenskansen krijgen.
En Jezus ziet het (wij ook?)! Die mensen – hun nood, hun betrokkenheid en dankbaarheid – dit alles beroert hem tot in zijn diepste wezen.
Samen met de leerlingen kijkt hij wat ze kunnen doen, wat zij deze mensen kunnen aanbieden. Er zal genoeg zijn, daar is Hij alvast van overtuigd.
Want als mensen geven wat ze bij(in) zich hebben dan ís er genoeg, daar mag je op vertrouwen.
Dankbaar ziet Jezus hoe zijn leerlingen hem geven wat ze hebben. Hij neemt het aan, dankt G-d. Hij breekt, geeft en deelt.
En ja er is meer dan genoeg, zodat wij met een gerust hart verder kunnen breken en delen en zo elkaar doen leven in overvloed.

Mt.13,36-43 (30/07/2024)

36    Toen liet hij de mensen gaan
       en ging naar huis.
       Zijn leerlingen kwamen naar hem en vroegen:
       “Verklaar ons de gelijkenis van de dolik op de akker?”
37    Hij antwoordde hen:
       “Die het goede zaad zaait, is de mensenzoon,
38    en de akker is de wereld.
       Het goede zaad, dat zijn de kinderen van het koningschap,
       en de dolik zijn de kinderen van het kwaad.
39    De vijand die het gezaaid heeft, is de uiteendrijver [tweedrachtzaaier, diabolos].
       De oogst is de voleinding van de tijd
       en de maaiers zijn de engelen.
40    Zoals de dolik wordt verzameld
       en in het vuur verbrand,
       zo zal het zijn in de voleinding van de tijd.
41    De mensenzoon zal zijn engelen uitzenden
       en zij zullen uit zijn koninkrijk
       alle struikelstenen en [dat is] wie leven in wetteloosheid
       verzamelen [Sef.1,3]
42    en zij zullen hen in de vuuroven werpen.
       Daar zal er geween en tandengeknars zijn.
43    Maar dán zullen de integeren [recht-vaardigen]
       stralen als de zon
       in het koninkrijk van hun Vader.

       Wie oren heeft, moet luisteren!”

Jezus vertelt gelijkenissen, en ja, ze vragen om duiding! Maar of die duiding ook alles verheldert, durf ik toch niet te stellen. Het lijkt alsof elke gelijkenis wel iets verduidelijkt maar tegelijkertijd ook prikkelt en uitdaagt om verder te denken en te zoeken. Misschien is dat juist de bedoeling? Misschien wil Jezus met zijn gelijkenissen en zijn vragen-oproepende uitleg bij zijn hoorders (en dus ook bij ons) een beslissing oproepen: “Ga je mee in het dol-dwaze avontuur op zoek naar het ‘volle’, G-dgerichte, leven, of drijf je mee met de diabolos”?
In ieder geval speelt het zich allemaal af in een wereld die ons gegeven is. Een wereld als plaats waar we leven en te leven hebben met al wie op ons pad komt (goed zaad, onkruid, zaaier, uiteendrijver, tweedrachtzaaier…). Daar gebeurt het! G-ds rijk zal daar te zien zijn – of niet. En een levenswijze waar G-d de focus mag richten, roept het beste wakker in mensen. Het voedt de droom van een leven zoals het bedoeld is, het ‘volle’ leven. En dat leven ís bereikbaar: “Wie oren heeft, moet luisteren!”

Mt.18,21-35 (9/3/2021)

Petrus kwam naar Jezus en vroeg: “Heer, hoe vaak mag iemand tegen mij zondigen om hem nog te vergeven? Tot zeven maal?”
[volgens de Thora: drie of vier maal] Jezus antwoordde hem: “Niet tot zeven maal, zeg ik je, maar tot zeventig maal zeven maal!”
Zo is het koningschap van de hemelen te vergelijken met een koning die vereffening wilde vragen van zijn dienaren.
Toen hij begon werd iemand bij hem gebracht die hem tienduizend talenten schuldig was. [= 10.000 x 6.000 daglonen]
Omdat hij niets had om te betalen, beval de heer dat hij, met zijn vrouw, kinderen en al wat hij had, verkocht zouden worden.
Nu viel de dienaar voor hem op zijn knieën en smeekte: “Wees grootmoedig met mij en ik zal je alles betalen.”
De heer werd ten diepste bewogen, liet de dienaar vrij en schold hem het geleende kwijt.
Maar toen die dienaar naar buiten ging, kwam hij een mede-dienaar tegen die hem honderd denariën schuldig was. [= 100 daglonen] Hij greep hem bij de keel: “Betaal wat je me schuldig bent!”
De mede-dienaar viel hem aan de voeten en smeekte: “Wees grootmoedig met mij en ik zal je alles betalen.” Maar hij weigerde.
Integendeel, hij wierp hem in de gevangenis totdat hij het verschuldigde betaald zou hebben.
Andere mede-dienaars zagen dit gebeuren en waren zo diep geschokt dat ze het gebeuren aan hun heer gingen melden.
Toen riep de heer hem bij zich en zei hem: “Inrotte dienaar, heel die schuld heb ik jou kwijtgescholden omdat je mij dat gesmeekt hebt. Moest je je dan ook niet ontfermen over die mede-dienaar, zoals ik me ontfermd heb over jou?”
En vertoornd leverde de heer hem over aan de folteraars totdat hij het hele verschuldigde betaald zou hebben.
Zo zal ook mijn hemelse Vader met jullie doen als je niet van harte je mede-mens vergeeft.”

Vergeving … ook in Jezus’ tijd niet nieuw. De Thora schrijft erover, andere godsdiensten doen dat ook. Wat Jezus erover zegt is eigenlijk ook niets nieuws, maar – zoals we Jezus wel vaker meemaken – wel een radicalisering van het gebod tot vergeving. Het “zeventig maal zeven maal” is net géén rekensom, maar een uitdrukking voor: tel níet, doe het gewoon altijd!
En alweer typisch Jezus, geeft hij ook verhalenderwijs aan waaróm we dat zouden moeten doen. De radicalisering van Jezus zit hem niet in een heldhaftig ‘het veel beter doen dan de rest’, maar in een diepte-erkenning van hoeveel ik zelf eigenlijk vergeven wórd!
Wie durft stil te staan bij hoeveel en hoe vaak hijzelf vergeving nodig heeft – én krijgt – ‘moet’ wel ook eindeloos bereid zijn anderen te vergeven.
Het “zeventig maal zeven maal” mag je ook lezen als: vergeving gaat niet in één keer. Vaak is het een lang proces in schuifjes. (Zeker als het om echt diepe gekwetstheid gaat.) Dan zegt Jezus ons hier dat we er goed mee zitten, zolang het proces van zoeken-te-vergeven verder mag gaan.

Mt.8,23-27 (4/07/2023)

23    Jezus stapte in de boot
       en zijn leerlingen volgden hem.
24    Kijk! Er stak een hevige storm op over het meer
       zodat de boot overspoeld werd door de golven.
       Hij echter sliep.
25    Zijn leerlingen gingen hem wakker maken:
       “Heer, red ons, wij vergaan!”
26    Hij zei tegen hen:
       “Waarom ben je zo bang, klein-vertrouwenden?”
       Hij stond op en bestrafte de wind en de zee
       en er werd een grote stilte geboren.
27    De mensen verwonderden zich:
       “Wat voor iemand is hij toch,
       dat zelfs de wind en de zee hem gehoorzamen?”

Meestal spreken we over stilte ‘voor’ de storm, maar hier wordt ‘na’ de storm een grote stilte geboren. Stilte kan blijkbaar verschillende verschijningsvormen aannemen. Het kan een beangstigende stilte zijn, waarin de onzekerheid toeslaat, of een drukkende stilte, als je voor een spannende gebeurtenis staat en de zenuwen gespannen staan. Het kan ook een gevulde stilte zijn, waarvan je geniet bij een deugddoend samenzijn met vrienden. Of het kan een stilte zijn die als een weldaad over je komt, waarin je dicht bij jezelf komt en waarin je het suizen van een zachte bries hoort als een fluistering van G-d …
Wat zou de grote stilte hier kunnen betekenen? Mij lijkt het dat er bij de leerlingen een stilte geboren wordt die rust brengt en openheid creëert. Een stilte vol van verwondering, verwachting en van mogelijkheden, of m.a.w. de stille zekerheid van het geloof die hen vertrouwen geeft. Het is een grondeloze stilte die zwijgt aan alle zwijgen voorbij. Een stilte om te koesteren.

Mt.19,13-15 (14/08/2021)

Toen werden er kleine kinderen naar hem gedragen met de bedoeling dat hij ze de handen zou opleggen en bidden [over hen, voor hen, met hen?], maar de leerlingen weerden hen af.
Maar Jezus zei: “Laat de kinderen!, en verhinder hen niet bij mij te komen, want het koningschap der hemelen is voor wie zijn als zij.” En hij legde hen de handen op.
Toen vertrok hij van daar.

Hoe komt het dat we het moeilijker hebben Jezus’ ‘radicale’ boodschap over huwelijk en andere zaken te beamen, terwijl zijn boodschap over het ‘worden als de kinderen’ zéker niet minder radicaal is!? Omdat we dat te idyllisch opvatten?
Wie láát zich graag dragen? – We lopen liever zelf!
Wie láát zich graag de handen opleggen? – We houden liever afstand (en ik heb het hier niet over corona)!
Wie láát voor/met/over zich bidden? – We hebben dat al lang verwezen naar ‘oude tijden’ of hooguit ‘iets voor oude mensen’.
Kunnen wij louter ‘zijn’, zoals de kinderen (hier heeft Jezus het over zuigelingen!)? Wij menen steeds dat we onze betekenis moeten halen uit wat we doen en hebben. Terwijl kinderen niets van dat alles kunnen realiseren. Ze kunnen alleen ontvangen. Ze leven – uit de aard van hun zijn zelf – in louter vertrouwen!
Wij zeggen dan wel dat we daar graag een voorbeeld zouden aan nemen, maar durven wij het – in al z’n radicaliteit – ook echt te beleven?