Zoek
Zoektip
Zoektip:
tik vb. Mt. 1,21-12
tik een specifieke zoekterm in (vb. engel)
Mt.5,27-32 (14/06/2024)
27 “Jullie hebben gehoord dat er gezegd is tot die-van-het-begin:
Je zult geen overspel begaan. [Ex.20,14]
28 Ik echter zeg jullie:
Ieder die naar een vrouw kijkt om haar te begeren,
heeft in zijn hart al overspel met haar begaan.
29 Als je oog je ten val brengt:
ruk het uit en werp het weg!
Het is beter voor je dat één van je leden verloren gaat
dan dat heel je lichaam in de gehenna geworpen wordt.
30 En als je hand je ten val brengt:
hak haar af en werp haar weg!
Het is beter voor je dat één van je leden verloren gaat
dan dat heel je lichaam in de gehenna geworpen wordt.
31 Er is gezegd:
Wie zijn vrouw wegzendt
moet haar een scheidingsakte geven. [Deut.24,1]
32 Ik echter zeg jullie:
Ieder die zijn vrouw wegzendt,
maakt haar tot iemand met wie overspel begaan wordt
– behalve om reden van hoererij –
en wie de weggezondene huwt, begaat overspel.”
Jezus verwijst met zijn geboden naar een leven-gevende weg. Aan ons de keuze om al dan niet voor deze weg te gaan, ook al is het met vallen en opstaan. Dat geldt zeker voor de geboden over de verhouding tussen partners. Jezus neemt het gebod van de Thora over: “Je zult geen overspel begaan.” En deze wijzing wil hij heel graag verdiepen en verruimen. We weten allemaal hoe kwetsbaar relaties zijn en dat het lijkt of echtscheidingen vanzelfsprekend geworden zijn. Maar we weten ook hoe leven-gevend een zuivere relatie kan zijn. Wil een relatie leven-gevend zijn dan gaat het steeds weer over wederzijdse trouw, respect en eerbied, in élke situatie, ook – vooral – als het lastig wordt. Echte leven-gevende relaties zijn dus allergisch aan begeerte en overspel. Begeren maakt de ander tot een object en is uitsluitend gericht op zichzelf en dat is de doodsteek voor een relatie. Dus verwijder begeerte uit je leven, het brengt je relatie(s) in het gedrang en maakt ten slotte jouw leven en dat van de ander tot een hel.
Mt. 19,23-30 (18/08/2020)
In die tijd zei Jezus tot zijn leerlingen: 'Voorwaar, Ik zeg je: voor een rijke is het moeilijk het Rijk der hemelen binnen te gaan.
Nog sterker: voor een kameel is het gemakkelijker door het oog van een naald te gaan dan voor een rijke in het Koninkrijk Gods te komen.'
Toen de leerlingen dit hoorden, stonden zij verbijsterd en vroegen: 'Wie kan er nu eigenlijk gered worden?'
Jezus keek hen aan en zei: 'Dit ligt niet in de macht der mensen, maar voor God is alles mogelijk.'
Waarop Petrus zeide: 'Zie, wij hebben alles prijsgegeven om Jou te volgen. Wat zullen wij dus krijgen?'
Jezus sprak tot hen: 'Voorwaar, Ik zeg je: bij de wedergeboorte, wanneer de Mensenzoon zal gezeten zijn op de troon van zijn heerlijkheid,
zal ook jij die Mij gevolgd zijt, gezeten zijn op twaalf tronen en heersen over de twaalf stammen van Israël.
En ieder die zijn huis, broers of zusters, vader of moeder, vrouw, kinderen of akkers heeft prijsgegeven om mijn Naam,
zal het honderdvoudig terugkrijgen en eeuwig leven ontvangen.
Veel eersten zullen laatsten en veel laatsten zullen eersten zijn.
Een jongeman die eigenmachtig, door eigen inspanningen (afwerken van de ganse checklist) eeuwig leven wil bekomen, komt naar Jezus toe.
Ontgoocheld vertrekt hij weer als hij moet vaststellen dat het niet zal lukken omdat bezit hem meer ‘in bezit’ heeft dan hij gedacht had.
Dan maar geen eeuwig leven. Dat is wat vooraf ging.
Wanneer nu Jezus aan zijn leerlingen duidelijk maakt dat dit voor elke rijke zo zal zijn, stijgt bij hen de verontwaardiging.
Welke mens kan dan nog het doel, eeuwig leven, bereiken?
Misschien is het juist dat wat ons in de weg zit. De overtuiging dat we het allemaal zelf moeten realiseren, dat we iets moeten bereiken, onszelf bewijzen.
Misschien is het juist dat wat Jezus wil omkeren. Vertrouw niet op bezit, niet op je eigen menselijke prestatiedrang, niet op familiebanden, … maar op G-d!
Geef je over aan hem. Durf je leven totaal te focussen op hem. Laat alles los en leg heel je leven, heel je zijn (verleden-heden-toekomst) in zijn handen.
Dan zal Léven, eeuwig leven, jou gegeven worden. Of misschien ís dat zelfs ‘eeuwig leven’?
Mt.7,6.12-14 (25/06/2024)
6 Geef het heilige niet aan de honden,
en werp je parels niet voor de varkens
[honden en varkens werden als onrein gezien],
opdat zij ze niet met hun poten vertrappen,
zich tegen je keren en je verscheuren.
12 Dus alles wat je zou willen
dat mensen voor jou doen,
doe dat voor hen.
Dat is wet en profeten!
13 Ga binnen door de nauwe poort,
want breed is de poort
en ruim de weg
die leidt naar de ondergang
en velen gaan daarlangs naar binnen.
14 Maar nauw is de poort
en smal de weg
die leidt naar het leven,
en weinigen vinden haar.
Drie losse spreuken. Om te zoeken naar de samenhang hebben we hier niet de ruimte. We beperken ons tot de eerste.
Het is een ietwat verrassende uitspraak als je die hoort uit Jezus’ mond. Is Jezus niet voor iedereen gekomen? Verkondigde hij zijn boodschap niet aan allen die het wilden horen? Ah, in dat laatste klinkt al iets: aan wie het wíl horen, en dus er een zekere openheid voor aan de dag wil leggen.
Heeft dat betekenis voor ons vandaag? Ik denk het wel. Het geeft aan dat wij het in onze tijd, die globaal niet erg open staat voor het Christelijk verhaal, er niet automatisch en overal moeten over spréken. We mogen – moeten – gerust onderscheid maken in wat we tegen wie daarover zeggen. Waar een boodschap niet kán begrepen worden, zwijgen we er beter over! Maar tegelijk roept het ons wél op die openheid bij de ander op te wekken. Dat gebeurt echter meestal niet zozeer door woorden, maar door concrete daden die verwondering oproepen. Als dan de vraag komt: waarom doe je dat?, dán moeten we spreken.
Mt. 19,24.27-29 (11/07/2020)
Ik zeg het jullie nog eens: het is gemakkelijker voor een kameel om door het oog van een naald te gaan
dan voor een rijke om het koninkrijk van God binnen te gaan.
Waarop Petrus zei: 'Zie, wij hebben alles prijsgegeven om Jou te volgen. Wat zullen wij dus krijgen?'
Jezus sprak tot hen: 'Voorwaar, ik zeg je: bij de wedergeboorte, wanneer de Mensenzoon zal gezeten zijn
op de troon van zijn heerlijkheid, zal ook jij die Mij gevolgd zijt, gezeten zijn op twaalf tronen en heersen
over de twaalf stammen van Israël. En ieder die zijn huis, broers of zusters, vader of moeder, vrouw, kinderen of akkers
heeft prijsgegeven om mijn naam, zal het honderdvoudig terugkrijgen en eeuwig leven ontvangen.'
Stel je even voor. Je bent er volledig voor gegaan om zijn Visioen te realiseren, om deel te hebben aan G-ds Rijk en dan krijg je dit te horen.
Dan vertelt Jezus je doodleuk dat het eigenlijk niet realistisch is waar jij dacht aan mee te bouwen. Dat het zelfs zo goed als onmogelijk is.
Ik vind dat Petrus braaf reageert. Ik zou me vermoedelijk meer bekocht voelen.
Op de man af vraagt hij dan: “Hoe zit het nu eigenlijk? Waarvoor doe ik dit allemaal? Geef ik mijn leven voor niets?
Laat ik familie, vrienden, m’n (vissers)bedrijf voor niks achter?”
En Petrus krijgt de garantie dat het niet voor niets is. Neen, er zal nieuw leven zijn, wedergeboorte, eeuwig leven,
voor hen die het wagen om hun leven totaal te richten op G-d. Maar ja, dat is niet evident. Hiervoor moet je al het oude achter je laten,
een perspectiefwissel maken van ik naar jij, van ik naar G-d. En daar heel je wezen aan toevertrouwen. Alle ballast achter je laten,
al wat je vastzet en bindt aan jezelf, dát loslaten om je te verbinden met G-d. Dan zal er leven zijn, ja eeuwig leven (=Léven).
Mt.5,33-37 (15/06/2024)
33 “Opnieuw, je hebt gehoord dat er gezegd is tot die van het begin:
Je zult je eed niet breken,
maar voor de Heer gedane beloften nakomen. [Deut.23,22]
34 Ik echter zeg jullie:
Zweer helemaal niet!
Noch bij de hemelen,
want dat is de troon van God;
35 noch bij de aarde,
want dat is zijn voetbank;
noch bij Jeruzalem,
want dat is de stad van de grote Koning;
36 noch bij je eigen hoofd,
want je kunt niet één haar wit of zwart maken.
37 Daarentegen moet jullie woord zijn:
ja is ja, en nee is nee;
en al wat daar bij komt is uit den boze!”
Jezus neemt alweer een onderrichting uit de joodse traditie en gaat er dieper op in. Zijn argumentering eindigt met een oproep om waarden zoals eerlijkheid in onze communicatie en transparantie in onze woorden, waarachtig te beleven. Deze zijn ook vandaag hoog aangeschreven, ook al worden ze niet altijd beoefend.
Het is niet alleen in de joodse traditie dat er sprake is van een eed afleggen, het gebeurt nog steeds. Onze ministers, dokters, rechters, getuigen enz…. doen dat ook. En toch blijf ik het een vreemde gewoonte vinden. Kan je zonder eed dan zomaar doen waar je zin in hebt? Of mag je zonder te zweren – bij wie of wat dan ook – zomaar wat uit je nek kletsen? Hoef je helemaal niet te doen wat je belooft als het niet onder ede gebeurd is?
Worden we hier als christen niet opgeroepen om in álle omstandigheden waarachtig en transparant te zijn? Voor Jezus gaat het er om, dat doorheen al onze relaties G-ds waarheid, G-ds leven, zich in ons verdiept, tot ons ‘ja’ in heel ons doen en laten G-ds ‘ja’ mag worden. Dan zullen onze handelingen de oprechtheid van onze woorden laten zien.
Mt. 20,1-16 (20/09/2020)
Want het koninkrijk der hemelen is als een landheer die vroeg in de morgen naar buiten ging
om arbeiders te huren voor zijn wijngaard.
Hij kwam met hen overeen voor een dagloon en zond ze dan naar zijn wijngaard.
Toen hij rond het derde uur weer naar buiten ging,
zag hij anderen, die werkloos waren, op de markt staan.
Hij zei tegen hen: “Gaan ook jullie naar mijn wijngaard.
Ik zal jullie geven wat billijk is.”
En ze gingen er heen.
Rond het zesde uur ging hij nog eens naar buiten
en weer op het negende en telkens deed hij hetzelfde.
Rond het elfde uur ging hij opnieuw naar buiten
en trof weer anderen daar werkloos staan.
Hij zei tegen hen:“Wat staan jullie hier de hele dag werkloos?”
“Niemand heeft ons gehuurd,” antwoordden ze.
Daarom zei hij opnieuw: “Gaan ook jullie naar mijn wijngaard.
Je zult ontvangen wat billijk is.”
Toen het avond was geworden,
zei de heer van de wijngaard tegen zijn beheerder:
“Roep de arbeiders en betaal hun het loon,
te beginnen bij de laatsten, en zo tot de eersten.”
Degenen van het elfde uur kwamen dus en ontvingen elk het dagloon.
Toen nu degenen van het eerste uur kwamen,
meenden zij dat ze meer zouden krijgen.
Maar ook zij ontvingen elk het dagloon.
Ze namen het wel aan, maar gingen morren tegen de landheer:
“Deze laatsten hebben maar één uur gewerkt en je stelt hen gelijk aan ons
die de lange duur en de brandende hitte van de dag getorst hebben.”
Hij antwoordde echter: “Vriend, ik doe je toch geen onrecht?
Ben je niet met mij overeengekomen voor een dagloon?
Aanvaard wat van jou is en ga.
Ik wil echter aan de laatsten geven zoals aan jou.
Mag ik met het mijne niet doen wat ik wil?
Of ben je kwaad omdat ik goed ben?”
Zo zullen de laatste de eersten zijn
en de eersten de laatsten.
Een parabel over de gulheid van de landheer, waarmee Jezus het natuurlijk heeft over G-d. Die gulheid kun je makkelijk lezen in de kwestie met de betaling,
maar er is meer te lezen in deze parabel. Is het je niet opgevallen dat de landheer er nogal enige keren op uit trekt óm mensen te zóeken?
Hij wil ze blijkbaar allemaal vinden, allemaal uitnodigen – en ja, allemaal ‘het volle loon’ geven, namelijk ‘het koninkrijk der hemelen’.
Dan wordt ook duidelijk hoe dat zit met die betaling: Het ‘loon’ dat G-d wil geven, is géén exacte afweging van míjn daden, maar ‘alleen maar’ de gratuite volle gave
van het koninkrijk der hemelen – en dat is voor iedereen gelijk!
Het is dus geen kwestie of ik ‘het nu meer of minder zou verdiend hebben’, maar alleen een zaak van ‘mij te laten vinden’ – en het is dan blijkbaar helemaal geen probleem
als dat ‘om God weet welke reden’ pas ‘op het elfde uur’ is.
G-d zoekt mij, ook vandaag, op het marktplein van het leven. Hij zal er regelmatig komen. Zal ík er te vinden zijn?