Verbonden Leven

Zoek

Zoektip

Zoektip:

tik vb. Mt. 1,21-12
tik een specifieke zoekterm in (vb. engel) 

Lc.11,29-32 (24/2/2021)

Toen er steeds meer mensen zich rondom hem bijeen drongen, zei Jezus: “Deze generatie is een slechte generatie.
Ze verlangt een teken, maar er zal haar geen ander teken gegeven worden dan het teken van Jona, de profeet.
Zoals Jona een teken was voor de bewoners van Nineve, zo zal ook de mensenzoon dat zijn voor deze generatie.
Bij het oordeel zal de koningin van het zuiden opstaan samen met deze generatie en zij zal haar veroordelen.
Want zij kwam van de uiteinden van aarde om de wijsheid van [koning] Salomo te horen. Kijk dan toch!
Hier is méér dan Salomo! Bij het oordeel zullen de bewoners van Nineve opstaan samen met deze generatie en zij zullen haar veroordelen.
Want zij hebben zich bekeerd door de prediking van Jona. Kijk dan toch! Hier is méér dan Jona!”

Jezus gebruikt weer stevige taal: “Deze generatie is slecht.” Ze verlangen iets dat hij hen niet kan geven.
Daarbij doet het hem verdriet dat hun ogen naar van alles en nog wat turen maar dat wat er écht toe doet, een teken, dat zien ze niet.
Kijk dan toch!
Het enige teken dat Jezus wil geven, vergelijkt hij met twee Bijbelse figuren: Jona en Salomo.
Jona liet zich meetrekken in een ver-reikend proces van loslaten, anders kijken en je overgeven.
Heb het lef (hart) om je te laten omvormen zoals de bewoners van Nineve.
Salomo liet G-ds onderscheidende wijsheid toe. Laat je overrompelen door de wij(d)sheid en de diepte van G-d en geef je eraan over.
Het is in onze tijd niet anders. Het zíen van waarachtige Godsgezanten vergt nog altijd enig onderscheidingsvermogen
en het niet-zien zal maar verdwijnen, als wij – in ons – plaats maken voor Góds wijsheid. Dán kan het gebeuren dat je plots,
totaal onverwachts tekens ontwaart van een diepere werkelijkheid, een goddelijke tegenwoordigheid.

 

Lc.11,27-28 (10/10/2020)

Toen hij zo aan het spreken was, verhief een vrouw uit de menigte haar stem
en zei hem: “Zalig de schoot die jouw gedragen heeft en de borsten waaraan jij hebt gedronken!”
Jezus antwoordde: “Ja, sterker nog: Zalig wie luisteren naar Gods woord en het be-waren!”

Een vrouw die van zich laat horen. Ze verheft haar stem, over alle aanklachten en negativiteit heen.
Het is duidelijk dat zij niet mee gaat in de verdachtmakingen, in het zaaien van verdeeldheid.
Zij is op een positieve wijze onder de indruk van Jezus’ woorden. En komt er ook heel spontaan voor uit.
Wat ze zegt, klinkt als volgt: ‘Zalig toch de vrouw die jou mocht dragen en grootbrengen.
Geweldig die moeder, zij mag zich gezegend weten met zo’n zoon …’ En Jezus bevestigt de vrouw in haar lofprijzing.
Inderdaad, gelukkig is zij. Maar daar houdt het voor hem niet op. Jezus maakt het breder – het is meer – het gaat boven alle familiebetrekkingen uit.
Dit zalig zijn, komt ieder van ons toe die het Woord van G-d hoort én het onderhoudt. Hij vestigt de aandacht op het samengaan van beiden:
het horen én het be-waren. Het doen waar-worden, in de praktijk brengen. Zalig wie het woord maakt tot ware feiten, tot waar gebeurt verhaal.
Dat is geen privilege, noch van Jezus noch van Maria. Het kan en zál voor ieder die het leeft.

Lc. 11,5-13 (08/10/2020)

En Jezus ging verder [nadat hij aan zijn leerlingen het gebed tot zijn Vader had geleerd]:
“Stel, je hebt een vriend en midden in de nacht ga je naar hem toe en vraagt:
“Vriend, leen mij drie broden, want een andere vriend van mij is van een reis bij mij aangekomen en ik heb niets om hem voor te zetten.”
Zou die dan van binnenuit antwoorden: “Doe mij die moeite niet aan!
De deur is al gesloten en mijn kinderen en ik zijn al in bed, ik kan niet opstaan om ze je te geven.”?
Ik zeg jullie: Zelfs al zou hij niet opstaan en het hem geven omdat het zijn vriend is,
dan nog zou de onbeschaamdheid hem oproepen en zal hij hem geven zoveel als hij nodig heeft.
Ik druk jullie op je hart:
Vraag en je zult krijgen, zoek en je zult vinden, klop en er zal je worden opengedaan.
Want iedere vragende ontvangt, iedere zoekende vindt, voor iedere kloppende zal er opengedaan worden!
Welke vader onder jullie zal, als je zoon om brood vraagt, hem een steen geven?
Als hij om vis vraagt, geef je hem toch geen slang?
Als hij om een ei vraagt, geef je hem toch geen schorpioen?
Als jullie dan – ook al zijn jullie slecht – goede gaven weet te geven aan jullie kinderen,
hoeveel te meer zal de hemelse Vader heilige Geest geven aan wie hem daarom vragen?!”

Straffe woorden! De realiteit leert mij nochtans dat ik deze uitspraak niet zomaar kan aannemen. Houdt het dan op voor mij?
Wordt G-d nutteloos als ik hem niet voor mijn karretje (of voor dat van anderen) kan spannen? Is een machteloze, zwijgende G-d dan nog de moeite waard?
Ja! Kijk naar wat er gebeurt in het leven.
Daar te midden van het leven stel ik vast hoe machteloos ik vaak ben en dat niemand ook maar iets kan veranderen aan wat mij overkomt.
Maar juist op die momenten besef ik dat het zo ontzettend leven-gevend is als er iemand is die luistert en nabij is, iemand die je begrijpt en ruimte geeft.
Ja dus, G-d mag machteloos staan tegenover de wetmatigheden van deze wereld (machtelozer nog dan wij mensen, want wij kunnen soms nog de dingen keren).
Onze G-d is immers die gans Andere, totaal anders dan wij. ‘Iemand’ die anders dan trouw, anders dan lief, anders dan troost, nabij is. Anders dan alles wat wij mensen zijn.
Daaraan wil ik mij verbinden. Aan hem wil ik blijven vragen, naar hem blijven zoeken. Bij hem wil ik blijven aankloppen, wetende dat er zál worden opengedaan.

Lc.11,15-26 (09/10/2020)

Sommigen zeiden [over Jezus’ uitdrijving van demonen]:
“Het is door Beëlzebul, de heerser van de demonen, dat hij demonen kan uitdrijven!”
Anderen – om hem op de proef te stellen – verlangden van hem een teken uit de hemel.
Maar hij wist welke gedachten bij hen leefden en zei daarom:
“Elk koninkrijk dat innerlijk verdeeld is, raakt verwoest; het ene huis valt op het andere.
Als nu de tegenstander [satan] zelf innerlijk verdeeld is, hoe kan zijn koninkrijk dan standhouden?
Want jullie zeggen dat ik door Beëlzebul demonen uitdrijf.
En als ik ze door Beëlzebul uitdrijf, door wie verdrijven jullie zonen ze dan?
Als jullie zo redeneren, zullen zij zelf jullie rechters zijn.
Maar als ik door Gods kracht de demonen uitdrijf, dan heeft het koninkrijk van God jullie bereikt!
Wanneer een sterke, goed bewapend zijn domein bewaakt, dan lijkt is wat hem lijkt toe te behoren in vrede.
Maar zodra nu iemand komt die sterker is dan hij, overwint hij hem, ontneemt hem de wapenrusting waarop hij vertrouwde
en geeft weg wat hij op hem heeft buitgemaakt.

Wie niet mét mij is, is tegen mij,
en wie niet met mij bijeenbrengt, die verstrooit.

Telkens wanneer een nog niet gereinigde geest uit iemand weggaat, dwaalt hij door dorre plaatsen op zoek naar rust.
Omdat hij die niet vindt, zegt hij: “Ik ga terug naar mijn huis, vanwaar ik ben weggegaan.”
Wanneer hij er terugkomt en hij vindt het schoongeveegd en ordentelijk [eigenlijk is ‘clean’ het juiste woord, maar hoe zeg je dat in het Nederlands?],
dan trekt hij andere geesten met zich mee, wel zeven, nog slechter dan hijzelf. Eens binnen, vestigen ze zich daar.
Zo is het voor die mens aan het eind nog erger dan van tevoren.”

Ze snappen er niets van. De één-voud waarmee Jezus in het leven staat, brengt hen van de ene verbazing in de andere, het brengt hen in verwarring.
Hij door-ziet hen en wijst hen op hun gerichtheid. Wie zal je leven richten, je ego ( je bezit, je aanzien of weet ik veel welke van de vele demonen) of G-d?
Als de demonen vrij spel hebben zal er verdeeldheid zijn, zal je steeds verder en verder van elkaar – dus ook van G-d – verwijderd raken.
Dan stort alles in. Het is nochtans één-voudig volgens Jezus: “Wie niet mét mij is, die is tegen mij”.
En dan heeft hij het niet over instemmen met een idee (dan zou er voor staan i.p.v. met).
Maar wel over daad-werkelijk met hem mee-gaan, heel concreet nl. wáár ben je? Op welke plek in de samenleving ben je te vinden? Niet bij wijze van overtuiging,
maar: wáár sta je in de werkelijkheid? Ben je daar mét Jezus? Dan zal G-d je leven richten. Die gerichtheid zal je daad-werkelijk doen gaan naar de ander.
Ook naar die mensen waar Jezus zich begeeft – bij de meest kwetsbare, de zoekende, de rafelrandmensen. Zo radicaal is de boodschap van Jezus?
Het gaat niet over goede voornemens maar heel concreet over het kiezen van een positie, de plaats waar jij wil zijn.

 

Lc. 11,37-41 (13/10/2020)

Nadat Jezus zo sprak, vroeg een Farizeeër of hij bij hem wou komen eten.
Hij kwam het huis binnen en ging meteen aanliggen.
De Farizeeër merkte dit op en verwonderde zich dat hij vóór de maaltijd niet eerst zich [de handen]
waste [zoals een door de Farizeeën opgelegde regel het stelde].
Maar de heer zei tot hem:
“En jullie dan?!
Jullie Farizeeën reinigen wel de buitenkant van beker en bord,
maar jullie binnenkant is vol hebzucht en slechtheid!
Stukken onverstand!
Heeft hij die de buitenkant maakte ook niet de binnenkant gemaakt?
Geef dus liever de binnenkant in barmhartigheid,
dan zul je zien dat alles rein is.”

Zou jij durven zo uitvaren tegen je gastheer en zijn vrienden?
Het is eigenlijk meteen een ‘bewijs’ van waar Jezus hier op doelt:
Voor de Farizeeën (alleen zij?) was het: Als ik maar genoeg de uiterlijke regels volg, kom ik vanzelf aan de binnenkant uit.
Jezus zegt (en niet toevallig moet hij dat iedere generatie opnieuw zeggen): Nee, dat klopt niet.
Het draagt zelfs het risico om dubbelzinnig te worden. Het is ongetwijfeld goed om voor die ‘buitenkant’ te zorgen,
maar je zult er niet automatisch mee aan de ‘binnenkant’ uitkomen. Nee, het wezenlijke is de binnenkant, dáár moet je starten –
en dat zal zich dan wel vertalen in de buitenkant.
Die ‘wezenlijke binnenkant’ is voor Jezus: je liefde voor, je Verbinding met G-d.
Later zei Augustinus: “Bemin (G-d), en doe wat je wil!” Start je écht vanuit deze binnenkant, dan zal wat er ook naar buiten komt, Go(e)d zijn!
En dáárom had Jezus de vrij-moedigheid de Farizeeën te wijzen op dubbelzinnigheden in hun leer.
Laten we vandaag dus starten bij ‘de binnenkant’ en uitkomen bij ‘de buitenkant’! – Of: Bemin, en doe wat je wil!

 

Lc.11,42-46 (14/10/2020)

[Jezus ging verder tegen de Farizeeër in wiens huis hij te gast was:] “Wee jullie, Farizeeën, want jullie staan wel een tiende deel af van alles,
tot in het kleinste detail van kruid en groente, maar je passeert het onderscheidingsvermogen en de liefde van God!
Dít zou je moeten doen, en het ander niet nalaten.
Wee jullie, Farizeeën, want je bent er maar al te graag op uit op de ereplaats te zitten in de synagoge en begroet te worden op de markt.
Wee jullie, huichelaars, want jullie zijn als onherkenbare graven: onwetend lopen mensen erover [waardoor ze zich op goed vertrouwen verontreinigen].”

Een wetgeleerde zei nu: “Meester, door zoiets te zeggen beledig je ook ons.”
Jezus zei daarop: “Wee ook jullie, wetgeleerden, want jullie belasten de mensen met lasten die amper te dragen zijn,
terwijl je zelf die lasten met geen vinger aanraakt!”

Allemaal voorbeelden van hoe de ‘buitenkant’ meer aandacht krijgt dan de ‘binnenkant’, terwijl het voor Jezus omgekeerd loopt.
(zie commentaar gisteren) De liefde van/voor G-d is uitgangspunt van alles. (We zouden een woord moeten vinden om die ‘van’ en ‘voor’ in één te vatten,
want dat zou meteen alles zeggen!: Omdát G-d zich met ons verbindt, kunnen wij ons met elkaar verbinden in een levengevend verband.
De Liefde is de ‘biotoop’ waarin dit alles kan gebeuren.)
En interessant is te zien hoe Jezus hier het onderscheidingsvermogen er aan toevoegt.
Dat dient om die ‘binnenkant’ wel degelijk toch te vertalen naar de ‘buitenkant’ (een spiritualiteit die zich niet ver-daad-werkelijkt is geen spiritualiteit,
maar zweverij (of huichelarij in het ergste geval)), zónder echter de kern van de zaak uit het oog te verliezen,
waardoor de uiterlijke vormen altijd met een zekere soepelheid (onderscheidingsvermogen) moeten gehanteerd worden.
Heb je er ooit al bij stil gestaan, dat het nu juist de Liefde is waardoor wij de dingen waarachtig en daad-werkelijk kunnen onderscheiden?!