Zoek
Zoektip
Zoektip:
tik vb. Mt. 1,21-12
tik een specifieke zoekterm in (vb. engel)
Mt.4,18-22 (30/11/2023)
18 Rondwandelend langs het meer van Galilea,
zag Jezus twee broers:
Simon, die Petrus werd genoemd,
en zijn broer Andreas.
Ze waren hun netten aan het uitwerpen in het meer
– ze waren namelijk vissers.
19 “Kom, mij achterna, riep Jezus hen,
en ik zal jullie vissers van mensen maken.”
20 Onmiddellijk lieten zij hun netten los
en volgden hem.
21 Verder gaande
zag hij twee andere broers:
Jakobus, de zoon van Zebedeus,
en zijn broer Johannes.
Ze waren met hun vader Zebedeus
in de boot de netten aan het herstellen,
en hij riep hen.
22 Onmiddellijk lieten zij de boot en hun vader los
en volgden hem.
Elke apostel heeft zijn feestdag, dus ook Andreas. Hij was iemand die met heel zijn doen en laten mensen toe-leidt naar Jezus. Zelf was hij bereid alles achter te laten om Jezus te volgen wanneer deze hem riep, en enthousiast riep hij op zijn beurt andere volgelingen.
Er wordt vandaag de dag veel geroepen; allemaal mensen en instanties die hun stem verheffen omdat ze, wat ze te verkondigen hebben zo belangrijk vinden. Tussen al dat rumoer door is er echter ook een stem die – wanneer je er oor voor hebt zoals Andreas – boven al dat andere lawaai uitsteekt. Het is een stem van een totaal andere orde. Het is een stem die getekend is door nederigheid, kwetsbaarheid en geduld. Het is een stem die uitnodigt in liefde, een stem die wacht op een antwoord, gegeven in liefde en vrijheid.
Andreas werd geroepen en ging zonder aarzelen (zo lijkt het toch) in op deze roep.
Misschien is de Advent een uitgelezen tijd om even stil te staan bij ons geroepen zijn: Zijn we bereid om de Stem te ontvangen, te dragen, en vervolgens te mogen baren langsheen ons ja-woord?
Mt.4,12-17.23-25 (4/1/2021)
Toen Jezus vernam dat Johannes was gevangen genomen, week Hij uit naar Galilea.
Met voorbijgaan echter van Nazaret vestigde Hij zich in Kafarnaüm, aan de oever van het meer,
in het grensgebied van Zébulon en Náftali, opdat in vervulling zou gaan het woord van de profeet Jesaja:
'Land van Zébulon en Náftali, liggend aan de zee, Overjordanië: Galilea van de heidenen!
Het volk dat in de duisternis zat heeft een groot licht aanschouwd;
en over hen die in het land van de schaduw van de dood gezeten hebben, over hen is een licht opgegaan.'
Van toen af begon Jezus te prediken en te zeggen: 'Bekeert u, want het Rijk der hemelen is nabij.'
Jezus trok rond door geheel Galilea, terwijl Hij als leraar optrad in hun synagogen,
de blijde boodschap verkondigde van het Koninkrijk en alle ziekten en alle kwalen onder het volk genas.
Zijn faam ging uit over geheel Syrië en men bracht allen tot Hem die er slecht aan toe waren
die door velerlei ziekten en pijnen gekweld werden, bezetenen, lijders aan vallende ziekte en lammen.
En Hij genas hen. Grote volksmenigten uit Galilea en Dekápolis, uit Jeruzalem, Judea en het Overjordaanse sloten zich bij Hem aan.
Jezus’ openbaar leven is nog maar net begonnen of zijn voorloper wordt gevangen genomen. Verstandig als hij is, wijkt hij uit.
Hij trekt weg, weg uit de comfortzone van Nazareth naar onbekend gebied en vestigt zich in grensland.
Daar waar de bewoners vreemden zijn, waar het niet vanzelfsprekend is (alsof het dat ooit is) om te spreken over het Rijk der hemelen.
Hij vestigt zich bij mensen die niet geïnteresseerd zijn in G-ds Visioen, in Verbonden Léven.
Daar, tussen al die anders denkenden, leeft, verkondigt, geneest en bevrijdt hij.
Ongetwijfeld waren er – net als hier en nu; dat is immers van alle tijden – ook spanningen en tegenstellingen.
Maar hij laat zich niet meeslepen in een ‘wij-zij’ denken. Voor hem is er geen verschil tussen mensen. Het Rijk der hemelen is er voor iedereen en het is nabij.
Het gebeurt, daar waar niemand het verwacht. Daar waar mensen op de dool zijn, het niet meer zien zitten, moedeloos en uitgeput zijn.
Daar zal Licht te zien zijn, tekenen van hoop tussen mensen (tussen ons). Daar zullen mensen alert en zorgzaam samen-leven in alle openheid, gericht op elkaar.
Mt.4,18-22 (30/11/2024)
18 Rondwandelend langs het meer van Galilea,
zag Jezus twee broers:
Simon, die Petrus werd genoemd,
en zijn broer Andreas.
Ze waren hun netten aan het uitwerpen in het meer
– ze waren namelijk vissers.
19 “Kom, mij achterna, riep Jezus hen,
en ik zal jullie vissers van mensen maken.”
20 Onmiddellijk lieten zij hun netten los
en volgden hem.
21 Verder gaande
zag hij twee andere broers:
Jakobus, de zoon van Zebedeus,
en zijn broer Johannes.
Ze waren met hun vader Zebedeus
in de boot de netten aan het herstellen,
en hij riep hen.
22 Onmiddellijk lieten zij de boot en hun vader los
en volgden hem.
Elke apostel heeft zijn eigen feestdag en dat geldt ook voor Andreas. Hij werd geroepen en ging zonder aarzelen (zo lijkt het toch) op deze roep in. Hij was bereid alles achter te laten om Jezus te volgen en riep op zijn beurt anderen enthousiast op hetzelfde te doen. Andreas speelde een verbindende rol: hij bracht zijn broer Simon Petrus in contact met Jezus (Joh.1,39-42). Ook was hij degene die bij de wonderbaarlijke broodvermenigvuldiging een jongen met de vijf broden en de twee vissen naar Jezus bracht (Joh.6,9). Bovendien regelde hij samen met Filippus een ontmoeting tussen Jezus en enkele Grieken die hem wilden ontmoeten (Joh.12,20-22).
Dit weekend begint de Advent. Misschien zijn de komende vier weken wel een uitgelezen tijd om stil te staan bij onze eigen roeping. Zijn we bereid om de Stem te horen, gekenmerkt door nederigheid, kwetsbaarheid en geduld? Laten we ons in Liefde uitnodigen door deze stem, die wacht op een antwoord dat gegeven wordt in liefde en vrijheid?
Mt. 5,1-12 (8/6/2020)
Toen Jezus deze menigte zag, ging Hij de berg op en, nadat Hij zich had neergezet, kwamen zijn leerlingen bij Hem.
Hij nam het woord en onderrichtte hen aldus:'Zalig de armen van geest, want aan hen behoort het Rijk der hemelen.
Zalig de treurenden, want zij zullen getroost worden.
Zalig de zachtmoedigen, want zij zullen het land bezitten.
Zalig die hongeren en dorsten naar de gerechtigheid, want zij zullen verzadigd worden.
Zalig de barmhartigen, want zij zullen barmhartigheid ondervinden.
Zalig de zuiveren van hart, want zij zullen God zien.
Zalig die vrede brengen, want zij zullen kinderen van God genoemd worden.
Zalig die vervolgd worden om de gerechtigheid, want hun behoort het Rijk der hemelen.
Zalig zijt gij, wanneer men u beschimpt, vervolgt en lasterlijk van allerlei kwaad beticht om Mijnentwil:
Verheug je en juicht, want groot is jouw loon in de hemel. Zo immers hebben ze de profeten vervolgd die voor jou geleefd hebben.
Wie met eerlijk open ogen in de wereld staat, moet – gelovig of niet – wel verwonderd zijn over deze tekst.
Dit is nu toch een zaligprijzen van alles wat in de wereld juist níet zalig wordt geprezen!? Dit lijkt wel een tekst voor ‘loosers’, ‘softies’ (of gewoonweg sukkelaars).
Is het dát wat Christenen – in het spoor van Jezus – propageren?
Ja!
Als er íets is wat Jezus heeft proberen te vertellen (in verhalen én zijn leven), dan gaat het over zachtheid, tederheid.
Midden in een harde wereld (of juister: een wereld die denkt te moeten hard zijn om zichzelf te verdedigen) toont Jezus dat niet hardheid,
maar zachtheid de kern uitmaakt van elk mensenleven. (Zelfs van de hele schepping: denk maar aan het vloeibare magma in het binnenste van onze aardkorst.
‘Zalig het magma’, want daarzonder zou de wereld dood zijn!)
Als wij straks in de wereld komen, zal die wereld dan verwonderd zijn om ons, omdat het aan ons te zien en te beleven valt dat zachtheid zalig is?
(Hou er wel rekening mee dat verwondering nogal eens omslaat in vijandigheid. Goedheid roept kwaadheid op – wist óók Jezus al.)
Mt.5,1-12a (1/11/2023)
1 Toen Jezus al die mensen zag,
ging hij de berg op en ging zitten.
Zijn leerlingen kwamen om hem heen.
2 Hij nam het woord en onderrichtte hen:
3 “Gezegend wie leeft in de geest van het bedelaarschap.
Ja, van hen is het koninkrijk der hemelen.
4 Gezegend wie diep droevig zijn.
Ja, zij zullen worden vertroost.
5 Gezegend de ootmoedigen.
Ja, zij zullen te-vrede-nheid ontvangen. [Ps.37,11]
6 Gezegend wie hongeren en dorsten naar wat waarachtig is.
Ja, zij zullen verzadigd worden.
7 Gezegend de barmhartigen.
Ja, zij zullen barmhartigheid ontmoeten.
8 Gezegend wie integer is in denken en doen. [Ps.24,4]
Ja, zij zullen God zien.
9 Gezegend wie vrede bewerken.
Ja, zij zullen kinderen van God worden genoemd.
10 Gezegend wie vervolgd worden om wat waarachtig is.
Ja, van hen is het koninkrijk der hemelen.”
11 “Gezegend zijn jullie
wanneer ze je uitschelden en vervolgen
en onterecht allerlei kwaad over jullie spreken
omwille van mij.
12 Wees blij en jubel!
Ja, overvloedig is jullie loon in de hemelen.
Zo immers werden de profeten vóór jullie ook vervolgd.”
Er gaat blijkbaar een positieve kracht uit van zegenen. Zegenen troost, brengt te-vrede-nheid, maakt wat lelijk is mooi, wat klein is groot, wat triest is blij, enz.
Het is niets heldhaftigs, niets eigenmachtigs, niets spectaculairs, het gebeurt vaak in stilte en heeft alles te maken met heiligen. Zegenen is immers vanuit je hart wensen dat de ander het allerbeste toekomt. Al zegenend focus je je niet op uiterlijkheden, niet op huidskleur of netheid, maar zie je het goddelijke en je wenst dat dit zichtbaar mag worden. Het gevolg is dat wie gezegend wordt even de volle aandacht krijgt, apart gezet wordt, alle heiligheid in zich mag voelen stromen en daardoor geheeld wordt. En weet dat dit ook effect heeft op de mens die zegent, ook hij zal gezegend zijn.
De vertaling van Chouraqui schrijft: en marche! Vooruit, op weg ermee! Ik denk dat dit zeer goed de geest van ‘de zaligsprekingen’ weergeeft. Durf ermee op weg te gaan, ontdek de kracht van zegenen en dan zullen jij en je omgeving ermee gezegend zijn!
Vorig jaar schreef Wouter een tekst over de gemeenschap van de heiligen. Op een dag als vandaag is hij zeker de moeite waard om gelezen te worden!
Mt.5,1-12 (7/06/2021)
(Tussen 7 en 24 juni hebben we een continue lezing van de Bergrede. Meer dan de moeite waard om wat extra aandacht aan te besteden. In deze rubriek vind je zoals gewoonlijk een duiding bij het stukje lezing dat voorzien is voor deze dag. Ter oriëntering schreven we er ook een inleiding bij over het geheel. Die vind je onder deze link.)
Toen Jezus al die mensen zag, ging hij de berg op en ging zitten. Zijn leerlingen kwamen om hem heen. Hij nam het woord en onderrichtte hen:
“Gezegend wie leeft in de geest van het bedelaarschap.
Ja, van hen is het koninkrijk der hemelen.
Gezegend wie diep droevig zijn.
Ja, zij zullen worden vertroost.
Gezegend de ootmoedigen.
Ja, zij zullen te-vrede-nheid ontvangen. [Ps.37,11]
Gezegend wie hongeren en dorsten naar wat waarachtig is.
Ja, zij zullen verzadigd worden.
Gezegend de barmhartigen.
Ja, zij zullen barmhartigheid ontmoeten.
Gezegend wie integer is in denken en doen. [Ps.24,4]
Ja, zij zullen God zien.
Gezegend wie vrede bewerken.
Ja, zij zullen kinderen van God worden genoemd.
Gezegend wie vervolgd worden om wat waarachtig is.
Ja, van hen is het koninkrijk der hemelen.”
“Gezegend zijn jullie
wanneer ze je uitschelden en vervolgen
en onterecht allerlei kwaad over jullie spreken
omwille van mij.
Wees blij en jubel!
Ja, overvloedig is jullie loon in de hemelen.
Zo immers werden de profeten vóór jullie ook vervolgd.”
Hier gaan we dan voor onze lange reeks over de hele Bergrede (zie afzonderlijke inleiding).
We zien het in sterke spirituele geschriften wel meer voorkomen (de grote Joannes van het Kruis bv. schrijft vaak zo): een kort gedicht gaat voorop, een lange ontvouwing volgt. Maar eigenlijk staat alles dus al samengebald in het begin, met poëtische kracht.
Je kunt ‘de zaligsprekingen’ zonder verpinken ‘de 10 geboden van de Christen’ noemen. Ze bieden werkelijk een grondslag voor wie in diepte als Christen in het leven wil staan. Behartigenswaardig dus, vandaag en voor de rest van ons leven!
Het woord dat Matteüs gebruikt, wat hier vertaald is met ‘gezegend’, is moeilijk in één Nederlands woord weer te geven. In elk geval verre van een oppervlakkig ‘bravo’, geen ‘vaststelling’, maar een ‘wens’ – en wel een heel actieve! De fameuze vertaling van Chouraqui, die dicht bij het Hebreeuws aanleunt (wat zeker past voor onze Joodse leraar Matteüs), schrijft: en marche! Vooruit, op weg ermee!
Ik denk dat dit zeer goed de geest (zeg maar Geest) van ‘de zaligsprekingen’ weergeeft. Durf ermee op weg te gaan (met élk van hen), en jij en je omgeving zullen ermee gezegend zijn!
Het ‘ga’ je Go(e)d!