Verbonden Leven

Zoek

Zoektip

Zoektip:

tik vb. Mt. 1,21-12
tik een specifieke zoekterm in (vb. engel) 

Dinsdag (30/06/2020)

Mt. 8,23-27

Toen Jezus in de boot stapte, volgden zijn leerlingen Hem. Opeens raakte de zee in hevige beroering
zodat de golven over de boot sloegen, Jezus echter lag te slapen. Zij gingen naar Hem toe en maakten hem wakker met de woorden:
'Heer, red ons, wij vergaan!' Hij sprak tot hen: 'Waarom zijn jullie bang, kleingelovigen?'
Dan stond Hij op, richtte zich met een dwingend woord tot de winden en de zee, en het water werd volmaakt stil.
De mensen stonden verbaasd en zeiden: 'Wat voor iemand is dat toch, dat zelfs de winden en de zee Hem gehoorzamen?'

Stormen zijn een specifieke samenloop van al aanwezige factoren. Water, stromingen, golven, wind, … ze zijn er altijd.
Maar pas als ze lijken samen te spannen en hun krachten tónen, wordt het een storm.
Dat is zo met een storm op het meer van Galilea of om het even welke storm. Dat is zo met uiterlijke stormen:
een crisis die toeslaat in een maatschappij (dat dan een bootje op drift wordt); een crisis die toeslaat in ons eigen leven (waarin wij lijken te verzuipen).
Dat is ook zo met innerlijke stormen: angst en wantrouwen die om zich heen gegrepen heeft en een hele maatschappij in z’n greep houdt;
ontreddering in onszelf omdat we niet meer weten hoe we daarin ons leven kunnen inrichten.
… altijd een samenloop van al aanwezige factoren …
Maar als we nu eens ons opnieuw zouden verbazen (preciezer vertaald, zou er beter staan: verwonderen – dat is toch iets anders dan verbazen).
Als we nu eens écht de tijd en de áándacht (de ‘gewarigheid’) namen om ons af te vragen “wie die Jezus toch wel is”, …
zouden onze stormen dan niet gaan liggen …?

Mt. 8,28-34 (1/07/2020)

Toen Jezus aan de overkant van het meer gekomen was in het land der Gadarénen, liepen Hem twee bezetenen tegemoet.
Ze kwamen uit de grafspelonken te voorschijn en waren zeer gevaarlijk, zodat niemand daarlangs kon gaan.
Plotseling begonnen ze te schreeuwen: 'Wat heb Jij met ons te maken, Zoon van God? Ben Jij hier gekomen om ons vóór de tijd te kwellen?'
Een eind van hen vandaan was men een grote kudde zwijnen aan het hoeden. De duivels nu smeekten Hem:
'Als gij ons uitdrijft, stuur ons dan in die kudde zwijnen.' Hij zei hun: 'Gaat heen.' En zij verlieten hem.
Nauwelijks hadden zij bezit genomen van de zwijnen, of de hele kudde stortte zich van de steile oever in het meer en kwam in het water om.
De zwijnenhoeders namen de vlucht, en in de stad gekomen vertelden zij alles, ook wat er met de bezetenen gebeurd was.
Daarop liep de hele stad uit, Jezus tegemoet; en toen zij hem zagen, verzochten zij hem hun streek te verlaten.

Misschien ben je ooit al op een afdeling van ernstig psychiatrisch zieke mensen geweest – zo noemen wij nu gelukkig de ‘bezetenen’ van toen.
En gelukkig hoeven ze niet meer in grafspelonken zich terug te trekken. Nu zitten ze in kraakheldere gebouwen.
Heftig geschreeuw zul je er gelukkig niet vaak meer aantreffen. De sederende medicatie doet haar werk.
Maar het beklemmende gevoel blijft … bij óns. De angst voor zo’n mensen zit aan ónze kant, hoe wij ze ook benoemen
(‘off the record’ gebruiken we overigens zelden ‘psychiatrisch zieken’). En grafspelonken of nette panden …
ze liggen ver van de bewoonde wereld. En hun schreeuw wordt misschien nog minder gehoord?
Jezus blijkt die angst niet te hebben. (Waarom zou hij trouwens?) Hij gaat opvallend eenvoudig en rustig met hen in gesprek.
En dat doet wonderen.
Is het je opgevallen hoe híj er uiteindelijk mee aan het kortste eind trekt?
De niet-angst van Jezus kan moeilijk op tegen de wel-angst van ‘de mensen’.
Gelukkig kan zijn niet-angst wél op tegen de demonen van een concreet iemand waarmee hij (en ik?) verbinding wíl aangaan!

 

Mt.7,6.12-14 (22 juni 2021)

Geef het heilige niet aan de honden, en werp je parels niet voor de varkens [honden en varkens werden als onrein gezien], opdat zij ze niet met hun poten vertrappen, zich tegen je keren en je verscheuren.
Dus alles wat je zou willen dat mensen voor jou doen, doe dat voor hen. Dat is wet en profeten!
Ga binnen door de nauwe poort, want breed is de poort en ruim de weg die leidt naar de ondergang en velen gaan daarlangs naar binnen. Maar nauw is de poort en smal de weg die leidt naar het leven, en weinigen vinden haar.

Bijna aan het eind van de Bergrede krijgen we nog drie spreuken mee. Ze lijken wat los te staan van elkaar, maar toch is het best ze samen te houden. De één werpt een licht op de ander. Als we ons bij één houden, zouden we wel eens ‘naast de weg’ terecht kunnen komen. Ze samenhouden behoedt ons voor eenzijdigheden en brengt de nodige nuanceringen en onderscheidingen aan.
Want de weg is dus smal – niet zo moeilijk om er van af te geraken. Weet jij altijd zo duidelijk wat je zou willen dat de mensen voor jou doen? En is dat dan wel het beste? – Of moet ik daar nog wat beter over nadenken en wat vorderen op de smalle weg om het beste te wensen (en dus ook te bieden)? En weet jij altijd zo duidelijk wie de ‘varkens’ zijn? Al te vaak verdoen wij inderdaad onze energie aan nutteloos inpraten op mensen, óf … we zeggen helemaal niets meer – en is dat dan wat wij zelf zouden willen als we écht het beste voorhebben met onszelf en de ander?
Ingewikkeld dus, als je erover gaat nadenken, en de weg naar de ondergang is ruim! Er is maar één ‘antwoord’ op: durven gaan, op zoek naar de nauwe weg – we zullen er Léven vinden!

Mt.7,21-29 (23/06/2022)

“Niet iedereen die “Heer, Heer!” tegen mij zegt, zal binnengaan in het koninkrijk der hemelen, maar wie de wil doet van mijn Vader.
Op die dag [van het oordeel] zullen velen zeggen: “Heer, Heer, hebben wij niet in jouw Naam profetisch gesproken, hebben wij niet in jouw Naam demonen uitgedreven en hebben wij niet in jouw Naam vele wonderen gedaan?”
Dan zal ik onomwonden tegen hen zeggen: “Nooit heb ik jullie gekend. Weg van mij! – die ongerechtigheid doen.” [Ps.6,9]
Iedereen die mijn woorden hoort en ze doet,
is te vergelijken met een verstandig man
die zijn huis bouwde op de rots.
De regen sloeg neer, de rivieren zwollen op,
de winden raasden en beukten op dat huis,
maar het stortte niet in,
want het was gegrondvest op de rots.
Maar iedereen die mijn woorden hoort en ze niet doet,
is te vergelijken met een verdwaasde
die zijn huis bouwde op het zand.
De regen sloeg neer, de rivieren zwollen op,
de winden raasden en beukten op dat huis,
maar het stortte in,
zodat het helemaal verwoest werd.”
Toen Jezus deze woorden beëindigde, stond de menigte versteld van zijn onderricht, want hij onderrichtte als iemand met gezag, en niet zoals hun schriftgeleerden.

Een welbekend en vaak geliefd verhaal: Het huis op de rots. Ik hoorde het al menig maal als misdienaar op huwelijksvieringen en dacht toen al: “… en zouden ze dat nu ook dóen, hun huis bouwen op rotsgrond?” – toen al wetende dat het niet over letterlijke rotsgrond ging (want die was er niet in Vlaanderen), maar over Jezus als de gids in je leven meenemen.
Dat het ‘verhaal’ over meer ging dan dat, ontdekte ik pas later. Daarvoor moet je ook de omringende tekst lezen. In zijn openingszin die naar deze gelijkenis toe leidt, zegt Jezus het heel expliciet: Het gaat niet om de vrome woorden, maar om wat je daad-werkelijk doet. De gelijkenis is eigenlijk geen oproep om je ‘huis’ stevig te bouwen, maar een ‘bewijsvoering’ dat als je daad-werkelijk G-ds wil dóet je huis ‘ipso facto’ stevig zal staan!
De vraag voor vandaag (en ons hele leven) luidt dus níet: ga je vandaag bidden dat Jezus je bouwheer mag zijn; maar: ga je vandaag je handen uit de mouwen steken en wat bakstenen op elkaar zetten om het Rijk Góds op te bouwen?!

Mt.9,32-38 (7/07/2020)

In die tijd bracht men Jezus een stomme die door de duivel bezeten was.
Zodra de duivel was uitgedreven begon de stomme te spreken. De mensen zeiden vol verbazing:
'Nog nooit heeft men in Israël zóiets gezien.' Maar de Farizeeën zeiden:
'De vorst der duivels stelt hem in staat de duivels uit de drijven.'
Jezus ging rond door alle steden en dorpen, waar hij onderricht gaf in hun synagogen
en de Blijde Boodschap verkondigde van het Koninkrijk en alle ziekten en kwalen genas.
Bij het zien van die menigte mensen werd hij door medelijden bewogen, omdat ze afgetobd neerlagen als schapen zonder herder.
Toen sprak hij tot zijn leerlingen: 'De oogst is wel groot maar arbeiders zijn er weinig.
Vraagt daarom de Heer van de oogst arbeiders te sturen om te oogsten.'

Eerst nog een verhaal van heling – waarbij nog maar eens duidelijk wordt dat zelfs met de feiten onder de ogen,
je ze nog kunt zien als wonderlijk of des duivels. Wonderen moet je wíllen zien, omdat ze alleen met het hart onderscheiden kunnen worden!
En dat hart van Jezus (in de bijbelse taal zijn het eigenlijk zijn ingewanden! En ze hadden gelijk! ‘Voel’ eens echt wáár in je lichaam je woede,
ontroering, verdriet, verliefdheid, … vóelt? Jazeker, in je buik! Later is ‘het hart’ de samenvatting geworden van al die innerlijke gebeurtenissen,
én de plaats van de kéuze wat je ermee zult doen.) Dat hart dus van Jezus raakt ten diepste beroerd.
Hij zíet de ellende van de mensen, vóelt hun zorgen en lasten, hóort hun vragen … en wéét dat ze leidingloos zijn.
Ja, machthebbers zijn er wel, maar daar komt eigenbelang maar al te makkelijk om de hoek kijken. Maar leiders die écht uitgaan van de nood van de mens?
Leiders die díenen? Die zijn er te kort … véél te kort …
Dat had Jezus gezien. Op zijn tijd en zijn plek heeft hij antwoord gegeven.
En hoopt dat wie in zijn spoor wil gaan – jij? ik? – op de eigen tijd en eigen plek ook antwoord zal geven.

 

Mt.10,24-33 (9/07/2022)

“Een leerling staat niet boven zijn meester, een knecht niet boven zijn heer. Het is voldoende voor de leerling als hij wordt zoals zijn meester, en voor de knecht zoals zijn heer. Als ze de
heer der huizes al Beëlzebul hebben genoemd [Mt.9,34 & Mt.12,24; de heerser van de demonen, heer der vliegen / heer des huizes], hoeveel te meer dan zijn huisgenoten!
Wees dus niet bang voor hen! Want niets dat bedekt is, zal niet ontdekt worden, en niets wat verborgen is, zal niet bekend worden. Wat ik jullie zeg in het duister, spreek dat uit in het licht, en wat je in je oor hoort [fluisteren], verkondig dat van de daken.
Wees niet bang voor wie het lichaam doden, maar het waarachtige leven [geest-ziel] niet kunnen doden. Vrees veeleer hem die én leven [geest-ziel] én lichaam kan achterlaten in de gehenna.
Worden twee musjes niet voor een cent verkocht? En toch zal niet één van hen op de aarde neervallen buiten [de wil van] jullie Vader om. Terwijl van jullie zelfs elke haar op je hoofd is geteld! Wees dus niet bang! Jullie gaan vele musjes te boven.
Ieder die zich bij de mensen uitspreekt als één met mij, over die zal ook ik mij bij mijn Vader in de hemelen uitspreken als één met hem. Maar wie mij bij de mensen verloochent, die zal ik ook bij mijn Vader in de hemelen verloochenen.

“Wees niet bang!” Het staat er drie keer, als een refrein dat in onze oren moet blijven hangen. “Wees niet bang!” Jezus hamert het op ons gehoorbeen, onze koppige kop en ons verharde hart. “Wees niet bang!” Bij de verschillende onderwerpen die Jezus hier aanraakt, is er telkens maar één conclusie: geen enkele is de moeite waard om bang voor te zijn als je daad-werkelijk in verbondenheid met Christus leeft.
Wat zijn wij toch kleinzielige mensen: wij zéggen Christen te zijn, maar leven er amper naar. En dat laatste is nu net vooral te zien aan onze angst. “Liefde sluit alle angst uit”, schrijft Johannes in zijn prachtige en krachtige brief. (1Joh.4,18) Als wij werkelijk zouden vertrouwen dat ons leven gedragen is door een G-d die ons liefheeft en ons Léven wíl schenken, dan is er niets ter wereld sterk genoeg om dat te verwoesten.
Maar wij maken ons zorgen over van alles en nog wat, en vullen zo onze dagen met angst … Maar gelukkig kende Jezus zijn leerlingen en drukte hij hen op het hart: ...